Info sprekers



Key lecture: Prof. Dr. Myriam Vervaet
Eetstoornissen: Het broze balanceren tussen beeld en betekenis

Myriam Vervaet is hoofddocent in de faculteit Geneeskunde van de Universiteit in Gent en coordinator van het Centrum voor Eetstoornissen bij de Universitaire Dienst Psychiatrie van het Universitair Ziekenhuis. Zij heeft een PhD in de psychologie en een PhD in de Medische Wetenschappen en doet vooral onderzoek naar de persoonlijkheid van patiënten met eetstoornissen.

Eetstoornissen worden vaak gezien als een maatschappelijk fenomeen waarbij vrouwen zich uithongeren om aantrekkelijk gevonden te worden en te behagen.  Deze verklaring leidt tot bewondering bij hen die willen vermageren of tot kwaadheid bij hen die de schadelijke gevolgen vaststellen.  Het gevaar bij deze moraliserende opvattingen schuilt vooral in het uitstellen van deskundige behandeling.   De wetenschappelijke kennis en klinische ervaring toont immers dat deze aandoeningen wijzen op een ernstig verstoord bio-psycho-sociaal evenwicht veroorzaakt door en leidend tot mentaal disfunctioneren.  Dank zij hersenonderzoek krijgt men meer zicht op de kwetsbaarheid die tot dit persoonlijkheidsprofiel leidt.  Zo zal de mate van rigiditeit en impulsiviteit al dan niet in combinatie met elkaar, het (eet-)gedrag, de stemming en de denkpatronen van deze patiënten sturen.   


Lezing 1: Prof. Dr. Laurence Claes
Resisting temptation: Impulsiviteit in eetstoornissen!

Prof. dr. Laurence Claes is hoofddocente klinische psychodiagnostiek en gedragstherapeute aan het departement psychologie van de K.U.Leuven.

Eetstoornissen situeren zich op een continuum van té veel controle (restrictieve type) naar té weinig controle (eetbuiën/purgerende type). We beschouwen een “breakdown in inhibitie” of disinhibitie als een verklaringsmechanisme om de toename van impulsiviteit te begrijpen. We onderscheiden twee types van disinhibitie: zijnde reactieve en regulatieve disinhibitie. Beiden vormen van disinhibitie worden gemeten aan de hand van zelfrapporteringsvragenlijsten en neuropsychologische taken in een populatie van klinisch opgenomen eetstoornispatiënten. Tijdens de voordracht staan we stil bij de resultaten van dit onderzoek en wordt er afgerond met een kritische reflectie over de klinische implicaties van deze bevindingen.

Claes, L., Vandereycken, W., & Mitchell, J. (in press). Out of Control? Inhibition processes in eating disorders from a personality and cognitive perspective. International Journal of Eating Disorders.

Lezing 2: Kathleen De Cuyper & Liesbet Boone
Eetstoornissen en perfectionisme: Inzichten uit recent wetenschappelijk onderzoek
Kathleen De Cuyper, lic. psychologie – gedragstherapeut, Zorgprogramma Eetstoornissen, UPC KULeuven, campus Kortenberg
Liesbet Boone, lic. psychologie - doctoraatsstudent verbonden aan Universiteit Gent, doctoraatsonderwerp: Perfectionisme en Eetstoornissen
Klinisch psycholoog, verbonden aan het centrum Kind & Adolescent Universitair Psychologisch Centrum Gent


Klinische ervaring en empirisch onderzoek wijzen op een belangrijke rol van perfectionisme in de ontwikkeling en het verloop van eetstoornissen. Er is overtuigende evidentie voor het bestaan van twee soorten perfectionisme, die beiden verhoogd aanwezig zijn bij eetstoornispatiënten: prestatiegericht perfectionisme (het stellen van hoge standaarden voor zichzelf) en zelfkritisch perfectionisme (zich zorgen maken over fouten, twijfels hebben over prestaties en zichzelf op basis daarvan kritisch evalueren). In recente onderzoek – waarin gebruik gemaakt wordt van cluster-analytisch, longitudinaal, klinisch, en experimenteel onderzoek - verschijnt zelfkritisch perfectionisme, over de verschillende studies heen, op consistente wijze als een directe kwetsbaarheidfactor voor het ontwikkelen van eetstoornispathologie. Prestatiegericht perfectionisme blijkt eerder een indirecte risicofactor te zijn. Wat betreft de invloed van perfectionisme op behandelingsresultaat bij eetstoornispatiënten, vertoont de onderzoeksliteratuur weinig eensgezindheid. Preliminaire resultaten uit een nieuwe onderzoekslijn, gebruik makend van indirecte metingen van perfectionisme, naast vragenlijstmetingen, suggereren dat deze indirecte metingen – in tegenstelling tot de vragenlijstmetingen - therapieresultaat na 2 tot 4 maanden kunnen voorspellen. Enkele implicaties van de besproken studies voor de klinische praktijk worden
toegelicht.


Lezing 3: Prof. Dr. Caroline Braet
Kinderen met overgewicht: evidentie voor het opdelen naar subtypes

Klinisch psycholoog, Gedragstherapeut, en Hoogleraar aan de Universiteit Gent, Faculteit Psychologie. Naast onderwijsopdrachten op het domein van de ontwikkelingspsychopathologie doet zij in het bijzonder onderzoek over het ontstaan van kinderobesitas, de behandeling ervan en de gerelateerde problemen bij de problematiek van overgewicht bij kinderen. In dit verband is ze ook consulent op de polikliniek van de pediatrie van  het Universitair Ziekenhuis van Gent en in het Medisch Pediatrisch Centrum in De Haan. Ze schreef reeds verschillende boeken en artikels over obesitas bij kinderen.

Adres:
Universiteit Gent
H. Dunantlaan 2
9000 Gent (België)

Bij volwassen individuen met afwijkend eetgedrag wordt op grond van clusteranalyse
onderscheid gemaakt naar subtypes waarbij men individuen kan opsplitsen naargelang
ze rigied aan de lijn doen (Restraint, R-type), negatief affect vertonen, (NA-type), of beide
(R+NA-type).
Het opsplitsen naar subtypes lijkt een aantrekkelijke onderzoekslijn gezien mensen met
overgewicht en afwijkend eetgedrag zeer heterogeen zijn en het niet onwaarschijnlijk is
dat diverse pathways tot één fenotype van deze problematiek leiden. Het opsplitsen naar
subtypes kan niet alleen het differentieel onderzoek naar ontstaans- en instandhoudende
mechanismen sturen maar ook tot diverse behandelopties leiden. Zo is bijvoorbeeld
aangetoond dat bij volwassenen het R+NA-subtype de slechtste prognose had en dat dan
een meer intensieve behandeling geïndiceerd is.
Onze onderzoeksgroep deed, ism met een Amerikaanse onderzoeksgroep als eerste
onderzoek naar het voorkomen van subtypes bij jongeren met (1) obesitas (2) afwijkend
eetgedrag (Braet & Beyers, 2009; Goldschmidt, Tanofsky, Goossens, Eddy, Ringham,
Yanovski, Braet, Marcus, Wilfley, & Yanovski, 2008) en leverde sterke evidentie op voor
het bestaan van een ‘NA-subtype’ (voor 28 tot 55% van de onderzochte jongeren). We
moeten hierbij opmerken dat bij een deel van deze jongeren ook rigoureus lijnen (R) werd
vastgesteld waarbij in nieuw onderzoek moet worden nagegaan of er evidentie bestaat
voor het verder opsplitsen naar een gecombineerd NA+R-subtype en een zuiver NA-
subtype (naast een niet-symptomatisch, NS-type).
We zullen aantonen hoe de subtypes vrij eenvoudig kunnen bepaald worden, waarin de
subtypisch verschillen, of we de subtypes ook terugvinden bij niet-klinische groepen, en of
bepaalde subtypes in een periode van 2 jaar meer gewichtstoename en psychologische
problemen vertonen. Verder onderzoek zal zich nu vooral toespitsen op de grote NA-
groep en hoe het negatieve affect in verband staat met hun eetproblemen.